De Inquisitie was een kerkelijk instituut dat opgericht werd ter bescherming van het 'zuivere geloof'. De inquisitie werd als instituut ingevoerd door paus Gregorius IX in 1232 en verstrengd onder paus Innocentius IV in 1243. De Inquisitie was een rechtbank van de Katholieke Kerk, belast met de opsporing van, het onderzoek naar en het opleggen van straffen aan ketters. Paus Innocentius IV ging nog een stap verder: hij machtigde de inquisitie ertoe de wereldlijke overheid in te schakelen om door middel van foltering bekentenissen af te dwingen. De inquisitie was in bepaalde streken erg wreed. De ketters werden vaak na vreselijke martelingen op de brandstapels geworpen en kwamen gillend in de vlammen om. Naast de pauselijke inquisitie bestonden de Spaanse Inquisitie (1478-1834) en de Romeinse inquisitie (1542-1965). In plaats van beschuldigingen door een partij leidde eigen onderzoek door de rechtbank een proces in. Het woord 'ketter' is terug te voeren op de 'Katharen'. De Katharen beschouwden zich als erfgenamen van het 'ware christelijke geloof' en erkenden de autoriteit van de rooms-katholieke kerk niet. Een reden voor de paus in Rome om de Katharen hard aan te pakken. De machtstrijd werd gewonnen werd door de katholieken. Sindsdien is een 'ketter' iemand die in gedachten of daden afwijkt van de officiële kerkelijke geloofsleer. In deze context was een moor, een protestant of een aanhanger van het joodse geloof, dus een ketter.